Twee à drie keer per jaar bieden koning Willem-Alexander en koningin Maxima een uitblinkerslunch aan op Paleis Noordeinde. In aanmerking komen Nederlanders die een bijzondere prestatie hebben geleverd op het gebied van sport, cultuur, journalistiek, zorg, vrijwilligerswerk of bedrijfsleven. Ik zie bijna voor me hoe de leden van motorclub No Surrender, die op dit moment in Kobane vrijwillig ISIS strijders aan gort schieten, hongerig mogen aanschuiven naast Epke en consorten. De mannen zullen van alles op hun kerfstok hebben, maar van mij zouden ze er zo bij kunnen.
Maarten van der Graaff, de jonge dichter die dit jaar de C. Buddingh’-Prijs won voor het beste poëziedebuut, sloeg zijn uitnodiging voor deze royale lunch af door middel van het publiceren van een gedicht in de NRC. In dat gedicht haalt hij instemmend de regels aan van collega Tonnus Oosterhoff, die in Leegte lacht over Prinses Beatrix zou hebben geschreven “de koningin is een steenrijk wijf, dat afstamt van roofridders.” Dat Oosterhoff ook ooit een gedicht leverde voor de bloemlezing Ja, ik wil, een bundel die werd aangeboden aan Willem-Alexander en Maxima bij hun huwelijk, wordt voor het gemak even buiten beschouwing gelaten.
Anton de Goede sprak Van der Graaff voor Nooit Meer Slapen (Radio 1)
Van der Graaff, die volgens de jury van deC. Buddingh’-Prijs “door middel van elliptische zinnen en associatief taalgebruik zijn hoofd binnenstebuiten keert”, heeft bij de majesteiten net als Oosterhoff niet al te fijne associaties. Als hij aan hen denkt, doemt er voor hem “een vaal Eftelingenland op, waar het ruikt naar rottend blad / en mijn vrienden holtes hebben, / waar eerst ogen zaten.” Verder blijft Van der Graaff hoffelijk. Hij maakt bezwaar tegen de geërfde positie van de Koning, maar zou met alle plezier de deur van zijn Utrechtse bovenwoning voor hem openen, als de Oranjes simpelweg afstand zouden doen van de kroon.
Als onbelezen heiden las ik over de bijbelverwijzing aan het eind van het gedicht heen. “Alle dingen zijn gereed,” zegt Van der Graaff, waarin dichteres Maria van Daalen een regel uit Mattheüs 22:1-46, ‘Gelijkenis van de koninklijke bruiloft’, herkende.
Dankbaar begon ik te lezen over hoe Jezus zijn discipelen vergelijkt met dienstknechten die namens God de mensheid uitnodigen voor een huwelijk. Ook die uitnodiging stuit op dovemansoren, ondanks de belofte van “ossen en gemeste beesten”. Enkele genodigden doen de dienstknechten zelfs “smaadheid aan” of doden hen, waarna alle onderdanen alsnog worden verzameld en er tijdens de feestelijkheden eentje wordt uitgepikt omdat hij geen “bruiloftskleed” aan heeft. De arme ziel wordt “de buitenste duisternis” ingeworpen; “daar zal zijn wening en knersing der tanden.”
Van der Graaff, die met deze slotregel behendig de rol van de koning lijkt over te nemen, werd kort na zijn brief uitgenodigd op de thee bij het Republikeins Genootschap. Ook die uitnodiging sloeg hij af. Helaas niet met nog zo’n sterk gedicht.
Voorbeeld van een uitblinkersmenu
Hieronder de tekst van Maarten van der Graaff:
Allereerst wil ik U danken voor de uitnodiging
voor de zogenaamde uitblinkerslunch op paleis Noordeinde,
die ik in goede orde ontving.
In dit gedicht leg ik uit waarom ik niet
op Uw uitnodiging zal ingaan.
De dichter Tonnus Oosterhoff
schrijft in Leegte lacht over Prinses Beatrix,
Uw moeder/schoonmoeder:
‘de koningin is een steenrijk wijf,
dat afstamt van roofridders.’
Wanneer ik deze regels lees, knik ik instemmend.
Majesteiten, de privileges die U geniet
maken mij nerveus.
Wanneer ik aan U denk
doemt een vaal Eftelingland op,
waar het ruikt naar rottend blad
en mijn vrienden holtes hebben,
waar eerst ogen zaten.
Ik kom uit een ver, vlak gebied
dat door inpoldering aan Uw rijk is toegevoegd
en stel mij voor dat U deze brief in bed
aan elkaar voorleest.
Om Uw bed is Eikenhorst en daarbuiten
het vigerend duister.
Op de televisie doen Uw onderdanen dingen
voor geld, roem of uit verveling.
Ik vraag U deze afwijzing
niet persoonlijk op te vatten.
Het gaat mij om Uw geboorte.
Daarom hoop ik niet
dat U mij opgeeft, Majesteiten,
want er is een Nederland
waarin wij zouden kunnen lunchen.
Leg Uw kronen af
en kom naar mijn bovenwoning.
U moet in Lombok, Utrecht zijn,
vijf minuten lopen vanaf het station.
Alle dingen zijn gereed.
De tekst in de NRC: http://www.nrc.nl/handelsblad/
Website van Maarten van der Graaff: http://www.maartenvandergraaff.nl/
P.s. zelf was ik uit nieuwsgierigheid waarschijnlijk wel op de uitnodiging ingegaan, al ben ik niet voor het voortbestaan van de monarchie. Het zou dan wel attent zijn als men eend zou serveren: