Vijf jaar geleden liet ik mij op advies van mijn psycholoog op mijn rug drijven in een meer, met uitzicht op twee vulkanen; een sliep, de andere droeg een rookkraag. Ik liep bij die psycholoog vanwege een depressie, opgelopen na de verkiezing voor de Dichter des Vaderlands waarbij ik mezelf totaal verloren was. Moe, beschaamd en teleurgesteld kwam ik de deur bijna niet meer uit.
Dankzij diezelfde verkiezing was ik door een Vlaamse dichter aangeraden bij een festival in Nicaragua. Op aanraden van de psycholoog en om mijzelf een schop onder de kont te geven, vertrok ik twee dagen eerder naar het eiland Ometepe. Die schop was vrij zacht. Ik had alles vooraf geboekt; op mijn computer stonden drie seizoenen van politieserie The Wire. Pas toen ik met mijn privéreisleider en taxichauffeur een biertje dronk en wat slap ouwehoerde in steenkolenengels en tapas-spaans, voelde ik dat ik echt daar was. Iets wat de machtige vulkanen net niet voor elkaar hadden gekregen.
Bij een optreden in Nederland vertelde ik Tsjêbbe Hettinga in geuren en kleuren over mijn reis. Tsjêbbe kon de tropische lucht al ruiken en wilde graag die kant op. De uitnodiging kwam, maar de Friese bard moest een jaartje wachten. Het Nederlands Letterenfonds kon niet twee dichters tegelijk sturen en Rozalie Hirs was ook uitgenodigd.
Kort daarna stierf Tsjikke, Tjsêbbe’s vrouw. Hij had me kort daarvoor over haar ziekte verteld op de veerboot naar Vlieland. Tsjikke zag er goed uit en ze hebben van de vakantie genoten. Een paar maanden later was ze weg. En voordat de weduwnaar alsnog naar Nicaragua kon vertrekken, overleed ook hij.
Vorige week liep ik weer door de straten van Granada richting het Meer van Nicaragua, met nieuwe en oude vrienden, zonder schaamte. We liepen langs een vrijend stelletje, verwonderden ons over het vuil op het strand en in gedachten sprak ik tegen Tsjêbbe. Ik beeldde me in hoe zijn hand op mijn schouder lag en vertelde hem over wat en wie ik zag. Mooie vrouwen vormden vaak een wezenlijk onderdeel van die beschrijvingen en aan vrouwelijk schoon was er in Granada geen tekort.
Bengt Berg, festivaldichter en oud-politicus uit Zweden had tijdens onze wandeling naar Tsjêbbe gevraagd. Voor de negenzestigjarige dichter moet de dood van zijn collega ook zijn eigen dood dichterbij hebben gebracht.
Berg vertelde me dat er nog iets aan het sterven is. De geldstroom vanuit Venezuela richting de Nicaraguaanse regering is opgedroogd en de voormalige revolutionairen hebben hun ziel verkocht aan de Chinezen. In het jaar dat het festival voor het eerst weer geld ontvangt van het rijk, worden boeren van hun land verjaagd voor de aanleg van een concurrent van het Panamakanaal, dwars door het Meer van Nicaragua. Dwars door de droom waarin ik lag te drijven.
Deze column verscheen eerder in de Leeuwarder Courant: http://www.lc.nl/