Tsead Bruinja tilt het kleine leven uit boven het cliché
Er zijn van die nachten dat het hoofd niet tot slaap te dwingen is. Dat je in bed wat naar het plafond ligt te koekeloeren en je gedachten volstrekt hun eigen gang gaan. Uit het niets duikt ineens de vraag op: 'welke handen startten de machine / die de planken zaagde voor je bed?' En voor je er erg in hebt wandelen die gedachten vanuit dat bed in die stille slaapkamer de wereld over. Of halen ze die met beddenmaker en al je hoofd binnen.
satelliet diplomaat
welke handen startten de machine
die de planken zaagde voor je bed?
wie bracht de boom plantte hem
en wie kwam hem halen?
naar welk huis keerden ze aan het einde
van hun lange dag terug?
als ze mochten kiezen waar jij op hun planken
van zou mogen dromen
wat zouden ze je toewensen?
niets slechts geen oorlog of honger
geen groot verlies of verdriet
en dat is wat je verdient
wanneer je 's nachts wakker geschud door een vraag
het plafond bekijkt
de maan door een kier in de gordijnen de planken beschijnt
een satelliet op 36.000 km hoogte eerst jouw huis
en dan dat van de timmerman passeert
jij je ogen weer sluit
en er geen verschil meer is
tussen wie je bent aan vergader
of ontbijttafel
in of buiten je bed
De hierboven gestelde vraag komt uit het openingsgedicht van de nieuwste bundel van Tsead Bruinja:
Binnenwereld, buitenwijk, natuurlijke omstandigheden. Die titel mag even de suggestie wekken dat die werelden gescheiden zouden zijn, meteen in dat nachtelijke openingsvers laat Bruinja zien hoe dunnetjes die scheidslijn tussen binnen- en buitenwereld is, als je al van een 'lijn' zou kunnen spreken. Neemt niet weg dat het eerste deel van de bundel ('binnenwereld') meer gericht is op innerlijke roerselen, terwijl in 'buitenwijk' de blik de andere kant opgaat.
In aangenaam rustige, haast vertraagde en tegelijk ritmische, muzikale regels stelt hij vragen die het 'kleine leven', het leven in nabijheid van vrienden en vrouw, boven het anekdotische uittillen. En ook boven het cliché, want wie het heeft over leven ('welk leven dan wel' - vraagt Bruinja vertwijfeld) die heeft het al snel over de tijd die niet stilstaat en of we wel genoeg in het moment zijn geweest en of we dingen anders hadden moeten doen.
pokon ja!
bijna in bloei de japanse kers
voor het raam van je kamer
waar ik de seizoenen zag
en bijna bezweet de geverfde planken
van de ondergrondse danstent
waar wij verdacht vaak water bestelden
je moet met je hoofd omhoog dansen
niet zo naar de punten van je schoenen staren
zei je
en ik keek omhoog
met een chemische glimlach
op mijn gezicht
ken nu de ijzeren geraamtes tussen de lampen
de zwarte plafonds en de amsterdamse grachten
waar jij me een eerlijke en wrede vraag stelde
over nietzsche’s bejahung des lebens
daar is het altijd om gegaan
over ja en welk leven dan wel
over de japanse kers voor je kamer
bijna in bloei
en stof dat we omhoog stampen
van tussen de planken
Er is de wens om gezien te worden, om een verhaal van het leven te maken, die klinkt bijna teder bij Bruinja. Want een leven is meer dan wat op film is vast te leggen, het is ook: 'wie we waren in de harten van onze moeders / vaders broers zussen vrienden en buren / waarin de bal nog rolt / de schoot warm is / de deur open'.
verfilmd
voor cas
ze gaan ons leven niet verfilmen
niet hoe we tegen een bal trapten
of bij onze moeder op schoot zaten
niet hoe we liefde weg lieten glippen
of hoe we een nieuwe vlam wonnen
ze gaan ons leven niet verfilmen
niet hoe we ons afzetten tegen
onwillig jonge moeders uitzwaaiden
of hoe we diepte leerden vinden
en samen leerden graven
verminkte harten maken slechte scheppen
ze gaan ons leven niet verfilmen
niet hoe we kinderen vasthouden
en wat ze bij ons losmaken
ondeugend balancerend
op de grenzen van een vriendschap
maar wij kunnen veel hebben
zijn omarmd en weggeduwd
en we staan hier nog steeds
ze gaan met ons leven niets doen
maar wij werken eraan
er is veel over ons te vertellen
genoeg voor een film een boek
of iets summiers als een straatnaam
en niets van dat alles zou uit kunnen drukken
wie we waren in de harten van onze moeders
vaders broers zussen vrienden en buren
waarin de bal nog rolt
de schoot warm is
de deur open
niet op maar achter hun gezicht moet je kijken
dat is wat ze ook proberen bij jou te doen
Diezelfde Bruinja kan ook fel worden als de buitenwereld - de maatschappij - de binnenwereld instroomt. Aan feiten over wat zich daar allemaal afspeelt hoeft hij zich niet te houden:
de dichter is geen journalist, zegt hij terecht. Hij kan wat echt gebeurt (een bombardement van een stad, een
drone-aanval) vervlechten met al dan niet verzonnen volksverhalen. Hem staat het vrij om met een geestige omkering te tonen hoe eendimensionaal het denken over bijvoorbeeld asielzoekers of vreemdelingen nog altijd is: 'vijfhonderd koks zangers vissers timmerlui / dokters en wetenschappers stappen vol goede moed / aan boord van een droom om schoonmaker te worden'.
Dit is geen loze bezorgdheid over wat er gaande is, dit is wat de werkelijkheid zo nu en dan nodig heeft: poëzie:
WESTERN UNION
vijfhonderd koks zangers vissers timmerlui
dokters en wetenschappers stappen vol goede moed
aan boord van een droom om schoonmaker te worden
bij elkaar gespaarde huizen te poetsen
of een welverdiende aanbouw te plaatsen
na uw promotie
valt er een balk op hun hoofd dan zijn ze niet verzekerd
breken ze hun nek als ze uitglijden over een gladde tegelvloer
dan zijn ze niet verzekerd
en terwijl u een pensioen opbouwt
om ervoor te zorgen dat u later
niet voor verrassingen komt te staan
loopt een van hen langs een muziekwinkel
en neuriet keurig ingeburgerd
is het lang geleden is het lang geleden
dat mijn hartje riep
met z'n ding dinge dong
is het lang geleden is het lang geleden
in de zomerzon ging het
BIM BAM BOM!
en stuurt geld naar een nichtje
dat haar vader in brand zag staan
64 blz.
€ 16,95
P.s. Deze recensie verscheen op 26-9-2015 in
Trouw. Het gedicht 'Western union' werd naast de bespreking geplaatst, de andere gedichten die hier in het geheel erbij staan, heb ik er zelf tussen gezet.