Geef de stem het woord
Aan de audio-opnames merk je het goed; gesproken komen de ritmische gedichten uit Binnenwereld, buitenwijk, natuurlijke omstandigheden goed tot hun recht. Neem een gedicht als het lange ‘De vis in de zee’. De heldere, zachte, glijdende stem – een watervalletje uit een Friese bron – van Tsead Bruinja draagt sterk bij aan een prettige luisterervaring. Op papier is de helft van de gedichten uit 'Binnenwereld, buitenwijk, Natuurlijke omstandigheden' minder bijzonder.

Vijftien jaar geleden is het dat Bruinja’s – Friestalige – poëziedebuut, De wizers yn it read (De wijzers in het rood), bij een reguliere uitgeverij verscheen. In de tussentijd is Bruinja ontpopt tot een veelgevraagde dichter. Hij trad op op het Poetry International Festival en andere internationale literatuurfestivals, publiceerde gedichten over actualiteiten in kranten als het NRC Handelsblad en liet zich horen, eveneens met gedichten over actualiteiten, in het EO-radioprogramma Dit is de Dag. Een grote greep gedichten uit zijn nieuwe bundel is geschreven voor die actualiteitenmedia, een ander deel ter gelegenheid van uiteenlopende zaken en een klein deel kende geen andere opdrachtgever dan alleen Bruinja’s hart of hoofd. Dat vind ik jammer; de actualiteit wordt er, verpakt in Bruinja’s poëzie, meestal niet aantrekkelijker op, en andersom, poëzie verpakt in actualiteit, evenmin. Liever lees ik gedichten die Bruinja op eigen initiatief schrijft, gedichten die geboren worden uit een onafhankelijke drang van het hart.
De gedichten uit
Binnenwereld, buitenwijk staan allemaal, hetzij soms in eerdere versie en sommige ook in het Fries, op
Soundcloud. Daar brengt Bruinja ze ten gehore en heeft hij toelichtingen bij zijn werk gepubliceerd. Wat is dat fijn; een dichter die zijn bundel voordraagt en de opname ervan beschikbaar stelt voor iedereen en voor wellicht altijd. Dat zouden er meer mogen doen, moeilijk hoeft het niet te zijn; het kost minder geld en tijd dan het maken van een cd als toevoeging bij een dichtbundel.
De dichtbundel getuigt, behalve van gevoel voor ritme, van klankverwondering en taalvermaak. Zie en hoor bijvoorbeeld de titels ‘Satelliet diplomaat’, ‘Pokon ja!’, ‘Koekoesspuug’. Met taalvermaak is het eenvoudige gedicht ‘In kannen en kruiken’ tot stand gekomen. De eerste drie regels: ‘zijn we van plan zal gaan gebeuren / komt er aan kan niet lang meer duren / hebben we aan gedacht hadden we ons voorgenomen’. Enzovoorts. Taalgenot wordt afgewisseld met welgemeende zorgen, al dan niet zorgen om het welzijn van de wereld, zoals in ‘Fukushima’.
fukushima
de aarde is een tas om de schouders van de maan
de aarde is een tas met slappe hengsels
uitgerekte hengsels
want de zon is zo zwaar
ik werd verliefd op de eerste regel haar a’s lonkten
haar beelden schreeuwden om een vervolg
de zon hangt in een tas om de maan haar schouders
ik krijg er warme handen van
het zet de televisie aan
de beeldspraak verdwijnt in een tunnel
ik moest denken aan de lekkende kerncentrale
zou het daar iets over zeggen?
moet ik het gedicht daar naartoe buigen?
ermee onder de armen naar een radioactief strand
waar oude mannen op klapstoeltjes
tevreden in hun emmers kijken
naar vissen die veel groter worden?
of zwemt in datzelfde water een aarde?
was het niet een tas
maar een emmer?
In ‘Fukushima’ gebeuren verwarrende dingen. De zon bevindt zich in de aarde en de aarde is een tas om de schouders van de maan. Misschien is de aarde niet een tas, maar hangt er een emmer om de schouders van de maan en ligt in die emmer de zon. Maar die emmer is misschien iets heel anders en de aarde kan zich bevinden in het water in die emmer. Kernrampen hebben de zotste gevolgen. Tegenstrijdigheden in poëzie kunnen geweldig intrigeren, hier echter gebeurt dat wat mij betreft niet, hoe krachtig de beelden ook zijn. Dat het niet intrigeert, komt vooral door de tweede en vijfde strofe waarin de dichter zich expliciet toont, en doordat de beelden haperen. De expliciete instap van de dichter in het gedicht ontregelt het verloop en betekent helaas een sprong uit dat beeld van een stukje heelal. Het geeft het idee dat de dichter niet meer wist hoe hij het begin met het mooie beeld moest vervolgen.
Er zijn meer passages in de bundel die niet intrigeren. Een flink deel van de bundel komt over alsof er weinig moeite is gedaan om indrukwekkende woorden en zinnen te vinden; teksten spreken niet echt tot de verbeelding, ontstijgen het alledaagse taalgebruik niet of komen uit de mond van andere mensen onder wie politici. Wellicht zijn dat de gevolgen van het schrijven in opdracht van actualiteitenmedia. De gedichten die ik bedoel bevatten passages als deze: ‘op tv ontduikt mark rutte een vraag / over de grote groep succesvolle allochtonen / die hij met zijn partijprogramma schoffeert’, ‘het is een druppel op een lauwwarme plaat’ en ‘maar de natuur houdt je geen hand boven het hoofd / en je regering wil in je kasten kijken / van je tafel eten’. Dit is geen originele of mooie poëzie. Enjambement en afwezigheid van interpunctie maken in deze gevallen weinig goed en voor ritme en emotie geldt hetzelfde.
Het andere flinke deel van Binnenwereld, buitenwijk intrigeert wel. ‘was niet bang de diepte in te gaan / was bang dat diepte er niet was // werkte vanuit de lucht aan een landingsbaan // liefde muurvast’ staat in ‘De vis is in de zee’. Vooral de derde regel geeft te denken; als dit over bindingsangst gaat bijvoorbeeld, is dit zeer treffend. Deze regels komen bovendien bewonderenswaardig eerlijk en persoonlijk over en dit gaat op voor het hele gedicht. Het lijkt me dat dit een oprecht Bruinja-gedicht is en die vind ik het indrukwekkendst.
Andere intrigerende gedichten zijn het gekke, effectief vertragende ‘Ik geef je het woord’ – doet denken aan de regels ‘Wat weet ik van de vogel / als ik zijn zingen niet versta’ van Willem Hussem –, het geslaagde ‘Wat je met een stad kunt doen’ dat experimenteel aan de haal gaat met de (actuele) verwoestingen van steden en de driedelige reeks ‘Drone’ over het wel en wee van bijen, mieren en mensen die aan hun kolonies werken. Het fragment ‘en merk wanneer je zachter praat / dat deze kamer kleiner wordt // ik heb niet veel eelt op mijn handen / niet veel op mijn hart of tong // roep me // dan weet ik / waar we staan’ komt op een mooie manier dichtbij en de verduidelijking ‘voor hem geeft de lamp geen licht / maar brandt de lamp’ is erg mooi. Allemaal te lezen in
Binnenwereld, buitenwijk. En te horen op
Soundcloud.
*