"Kom d'r bij Van der Bij, kom d'r Bij," zong mijn Kollumer overbuurjongen Bert Klaver. Ik dacht altijd dat hij zong over de man naar wie de plaatselijke Van der Bijhal was vernoemd, maar heb het hem nooit gevraagd. Ik kende de sporthal van binnen en van buiten omdat wij daar gymnastiekles hadden met de lagere school. Enkele klasgenoten vonden het dan leuk om in mijn iets groter uitgevallen linkerborst te knijpen en 'pikeboarst' naar mij te roepen. Vanwege zijn zeer witte benen kreeg klasgenoot Romke op zijn beurt regelmatig 'pikegaas' naar zijn hoofd geslingerd. Ik heb daar vast aan meegedaan.
De kinderen die nu in de sporthal spelen, eten en slapen, blijft dit soort pesterijen hopelijk bespaard. Zij hebben al genoeg meegemaakt tijdens hun zware tocht vanuit Eritrea en Syriƫ. Bovendien neem ik aan dat de Kollumers geen herhaling van de vechtpartijen uit 1999 wensen, toen men er nog van overtuigd was dat Marianne Vaatstra door vluchtelingen om het leven was gebracht en er gedemonstreerd werd tegen de verplaatsing van een asielzoekerscentrum.
Later leerde Bert Klaver mij een katapult te maken. Hij gebruikte daarvoor het ijzeren handvat van een emmer uierzalf dat hij behendig omboog, waarna een dik elastiek, waarschijnlijk gepikt van een postbode, het wapen vervolmaakte. Als je genoeg van die elastiekjes had, kon je er ook een soort knots van maken. Maar dat is weer een ander verhaal. Wij waren zeer handig in het vervaardigen van wapentuig in de Friese Wouden.
Misschien had Bert de techniek geleerd van zijn vader Ale die met een grote tankauto van de Melkweg door de provincie mocht rijden, met, als ik het mij goed herinner, posters van mooie vrouwen tegen de achterwand van zijn cabine. Ale kwam van het platteland en hield in zijn vrije tijd schapen. Wellicht was zo'n katapult in zijn jongensjaren nuttig gebleken.
Wij schoten met lood. Dat lag bij Bert en Ale achter het hok. De eerste slachtoffers waren wij zelf. Ik voel de venijnige tikjes van het lood nog op mijn kont en bovenbenen. De volgende waren de eenden in de vijver aan het begin van Van Limburg Stirumweg. En onze laatste doelwitten waren de zoenende stelletjes die voor de Van der Bijhal stonden. Mobieltjes waren er nog niet, maar de politie had ons al snel in de smiezen. Zodoende leerde Bert mij niet alleen de kalverliefde te verstoren, maar ook hoe je via steegjes en struiken aan de blauwe broeken kon ontkomen.
Die kalverliefde wens ik de kinderen uit Eritrea en Syriƫ inmiddels wel toe. In plaats van vechtpartijen moet er in de vele sporthallen van ons land toch ook eens iets moois kunnen opbloeien. Bert en ik zullen niet op hen schieten. Als we er beiden nog rondliepen, zouden we hen vooral flauwe liedjes leren.
*
Deze column verscheen op 16-10-2015 in de Leeuwarder Courant: www.lc.nl