“Gefeliciteerd met je mooie prijs,” mailde mijn vader mij naar aanleiding van een bericht op Wâldnet jaren geleden. Maar de vlag kon niet uit. Het bericht was een poets die kunsthistoricus Huub Mous mij had gebakken. Die verklaarde onterecht, ook op Liwwadders.nl, dat mijn jonge oeuvre bekroond zou worden met de Gysbert Japicxpriis. Ik zou het nieuws zelfs voortijdig aan hem gelekt hebben. Maar geen prijs voor de zoon, geen eer voor de vader.
Zaterdagavond zaten mijn vrouw en ik op de bank naar The Voice UK te kijken. Er werd zo nu en dan prachtig gezongen; het ene achtergrondverhaal was nog zieliger dan het ander. Tussen de schoonheid en tragiek door werden mijn oren echter te vaak getrakteerd op smakeloze toonladderacrobatiek. Ik vluchtte naar facebook, zodat ik toch op de bank kon blijven zitten.
Mijn vrouw wil op dat soort momenten het liefst dat ik met haar mee blijf kijken. Gedeelde smart is halve smart. Maar dit keer kon ze mijn escapisme goedkeuren. Vooral toen ik haar een foto liet zien van een ludiek protest voor het Museum of Fine Arts in Boston. De actievoerders hielden borden omhoog met teksten als “We’re not iconoclasts Renoir just sucks at painting” en “reNOir”. Een van de demonstranten had geen bord maar een halve burrito in zijn hand. Ook idealisten moeten eten.
Het hardst lachten we om “God hates Renoir”, een knipoog naar de “God hates fags”-borden van homofobe christenen, zoals je die ziet in documentaires. Het was organisator Max Geller echter menens. Op de website van The Guardian deed hij onbedoeld grappig uit de doeken waarom hij een hekel heeft aan Renoir: “In het echt zijn bomen mooi. Maar wanneer je Renoir moet geloven, zou je denken dat een boom niet meer is dan een verzameling groene krullen.”
Het is makkelijk lachen wanneer het om iemand anders gaat. Toen Huub Mous mij te kakken zette, vond ik dat totaal niet grappig. Ik vreesde voor mijn reputatie en schakelde onmiddellijk een advocaat in. Eigenlijk had de kunsthistoricus mij mooi te pakken. Ik wilde dolgraag die prijs winnen en voelde mij, misschien wel onbewust, betrapt in mijn ambitie.
Een jaar daarvoor stond Mous met dichter Eeltsje Hettinga in boekhandel De Tille, tussen de optredens van een aantal Friese dichters door, koeien- en kippengeluiden te maken. De mannen protesteerden tegen het onrecht dat ik Hettinga had aangedaan door zijn werk niet in de aldaar gepresenteerde bloemlezing op te nemen. Dat had anders gemoeten, want de poëzie van Eeltsje Hettinga was en is zeer de moeite waard. Maar ik werd nijdig en kon beide heren wel wat aandoen. Nu kan ik daarom lachen. Kom maar op met dat bord “God hates Bruinja”. Ik zal vol overtuiging in jullie protest meelopen.
Deze column verscheen eerder in de Leeuwarder Courant: www.lc.nl