Poëzie Dichter des Vaderlands Tsead Bruinja sprak op uitnodiging van de Pompestichting met twaalf tbs’ers en hun behandelaars. Op basis van deze ontmoetingen schreef hij de dichtbundel ‘Springtij’.
Door Mirjam van Zelst
Daar stond Tsead Bruinja (1974) dan, de eerste keer, op de stoep van de Pompekliniek in Nijmegen. Hij zou een verkennend gesprek hebben met geestelijk verzorger Marco Luijk. Hoge hekken, prikkeldraad. Schuifdeur open, sluis in, schuifdeur dicht. Alles werd gecontroleerd, er mocht niks mee naar binnen behalve een notitieblok en een pen. ,,Dat was indrukwekkend”, zegt de dichter. ,,Ik wist niet wat ik moest verwachten.”
Agressiever
Later, toen hij en Luijk overeenstemming hadden bereikt en de twaalf gesprekspartners waren geselecteerd, was er nog zo’n primeur; het eerste gesprek met een tbs’er. Bruinja had ter voorbereiding de documentaire Longstay gezien, ,,een aanrader trouwens”, en was niet zenuwachtig maar een beetje gespannen. ,,Ik verwachtte echt geen monsters. Wel had ik ze uiteindelijk agressiever gedacht, defensiever, dan ze waren. Mijn eerste tbs’er werd al snel een mens met zijn eigen verhaal.”
Dat verhaal wilde Bruinja vastleggen in de vorm van documentairepoëzie, zoals hij de gedichten in zijn bundel Springtij zelf noemt. Maar ‘X’ - zo heten uiteindelijk alle tbs’ers in Springtij- mocht niet herkenbaar zijn voor de eventuele slachtoffers van zijn delict, dus Bruinja moest uitkijken wat hij schreef. De eerste ‘X’ was ‘een horecajongen die van zijn moeder eigenlijk de ambtenarij in moest’, zo valt te lezen in het gedicht op bladzijde 18 van de bundel. Dat mocht.
ER BLIJFT BUITEN STEEDS MINDER TIJD OVER VOOR X
hij had het eerst moeten overleggen
nu rijden de kinderen in de volvo van achthonderd euro
achthonderd euro voor een volvo op facebook
was niet veel
dat wissen van de browsegeschiedenis
was niet helemaal de bedoeling
toch weg telefoon weg computer
het onderzoek duurt maanden
frans bauer hoeft niet van x
jannes wel jannes zingt geweldig
jannes zingt en wordt zelf zichtbaar geraakt
door het nummer dat hij zingt
dat ziet x
een man van het toerisme
een horecajongen die van zijn moeder
eigenlijk de ambtenarij in moest
bij het vertrek van de eerste achtdaagse reis naar luxemburg
die hij zelf had georganiseerd met zijn eigen bus
verwonderde het hem dat pa en ma
de bus kwamen uitzwaaien
maar ze liepen door en stapten doodleuk in
ze hadden geboekt
x is een man die moet leren dat wie niet met mes en vork eet
wie niet netjes goeiemorgen zegt en beleefd op de ander wacht
tijdens het eten
een aantekening krijgt
wat x ziet en doet staat op een harde schijf
wat x is past daar niet op
met zijn handen uit de mouwen in keuken en kantin
ewacht hij op de resultaten van het onderzoek
Alle teksten werden achteraf gecontroleerd door zowel Luijk, als door Bruinja’s gesprekspartners zelf. Soms kwam er dan commentaar. ,,Dat vond ik niet altijd even gemakkelijk”, zegt Bruinja. Maar om het nou censuur te noemen, dat gaat hem te ver. ,,Ik heb welgeteld een keer een strofe weg moeten halen vanwege te grote herkenbaarheid, maar ik had zo veel opgeschreven, dat ik ander materiaal had, dat ook werkte. Ik wist van tevoren dat dit het proces zou zijn.”
Binnen kaders
Als Dichter des Vaderlands 2020 was Bruinja wel gewend om in opdracht te werken, binnen vooraf bepaalde kaders. Begin vorig jaar maakte hij nog Portretten in Poëzie van mensen in zorginstellingen, en zijn gedichten voor NRC Handelsblad hadden altijd met de actualiteit te maken. ,,Poëzie, of kunst in het algemeen, is een verbinder”, vindt hij. Een dichter hoort niet boven in zijn ivoren toren te zitten om moeilijke gedichten te maken. ,,Ook een dichter hoort midden in de samenleving. Hij is op zijn eigen manier onderdeel van het geheel. Net als een kantklosser. Ik heb niks met kantklossen maar ik zeg ook niet dat die in zijn torentje moet blijven. Of André Hazes. Iedere kunstenaar mag zelf weten op welke manier hij zijn bijdrage levert.”
Gezicht
En midden in die samenleving stak de dichter zelf ook nog iets op. ,,De tbs’er heeft voor mij een menselijk gezicht gekregen; hij is geen vaag begrip meer, of alleen zijn delict. Hij is een mens, met een leven en met behoefte aan een toekomst.” Daarbij kwam ook nog een persoonlijk gewin: ,,Als dichter is dit mijn eerste bundel over één onderwerp; mijn eerste conceptalbum. Dat is me goed bevallen en dat hoop ik vaker te doen.”
‘Buiten’ als perspectief
PROJECT X
Marco Luijk is predikant en geestelijk verzorger bij de Pompestichting. Hij was de contactpersoon van Tsead Bruinja. ,,Ik organiseer voor de Pompestichting regelmatig projecten, vaak iets met kunst. Veel mensen hier zitten al zo lang ‘binnen’, zoals zij het noemen, ze hebben een eigen levenswerkelijkheid en ook een eigen taal; het is interessant om daar wat mee te doen. Ik zag dat de vorige Dichter des Vaderlands, Ester Naomi Perquin, embedded had gezeten bij de politie en zo kwam ik op het idee om Tsead te vragen.
Het resultaat is heel wonderlijk. Tsead luistert heel goed. Uit de taal van sommige patiënten komt naar voren dat ze last hebben van psychoses. Ze associëren pijlsnel met beelden en dat zie je terug in deze bundel. Daarnaast wordt er ook geklaagd. Dat is niet alleen negatief. Het is ook verzet, en daaraan zie je dat ze zich niet zomaar bij hun situatie neerleggen. Dat is goed.
De Pompestichting heeft twee types patiënten: in Nijmegen worden 150 personen behandeld met het oog op terugkeer in de maatschappij en dat lukt aardig. In het dorp Zeeland is de longstay (langdurige zorg). Daar zitten ongeveer honderd mensen, van wie de helft uitstroomt naar een andere locatie. Maar ook de andere helft heeft nog perspectief; ze kijken allemaal naar buiten.
Tsead heeft op beide locaties gesproken met patiënten. Hij sprak ook een psycholoog en een psychiater, maar ik zeg niet welke gedichten dat zijn. Het zijn allemaal parels geworden.”
Bron: De Gelderlander